In tennis zijn er 8 basisslagen die iedere tennisser beheerst: de service, forehand, backhand, volley, half-volley, overhead, dropshot en lob. Als beginner zal je deze 8 basisslagen snel onder de knie moeten krijgen, want hiermee heb jij de juiste technieken om goede slagen te geven.  

Serveren 

Serveren is een slag die je per sé moet beheerste aangezien je tijdens een enkelspel aan het begin van elk punt moet serveren. De service kan het ultieme wapen zijn en als het correct wordt uitgevoerd kan een service snelle punten opleveren.  

Forehand  

De forehand is de slag die het meeste gebruikt wordt om over te spelen. Deze wordt namelijk gespeeld aan de kant van je dominante hand. Aan deze kant heb je de meeste controle over je lichaam en het zal dus natuurlijker voelen om de bal te raken. Als je rechts bent zal je de forehand dus aan je rechterkant spelen en vice versa. De meeste tennisprofessionals slaan met de benen in een open houding, wat zorgt voor meer kracht.  

Backhand 

De backhand is iets lastiger om te spelen dan de forehand omdat het schot aan de niet-dominante kant wordt gespeeld. Omdat je het tennisraket in de dominante hand hebt zal je meer mee moeten bewegen met het lichaam om de bal te raken. Soms wordt dit schot dubbelhandig gespeeld, wat meer controle over het schot geeft en tegelijkertijd meer kracht toevoegt, maar om de niet-dominante had optijd het raket te laten verstevigen vergt wel goede timing.  

De volley 

De volley wordt soms beschouwd als een van de gemakkelijkste schoten om te leren vanwege zijn eenvoud. Het wordt uitgevoerd door simpelweg de bal in de lucht te blokkeren, er is weinig of geen backswing. De volley kan worden uitgevoerd als de ander de bal met kracht slaat. Naarmate je langer tennis speelt zal je dit beter kunnen inschatten.  

De halve volley 

Misschien wel het moeilijkste schot om onder de knie te krijgen, de halve volley vereist een perfecte timing, zicht en goed racketwerk. De halve volley is eigenlijk een oppepper. De bal raakt de grond en het racketvlak bijna tegelijkertijd, en de bal stuitert van de grond op de racketsnaren. 

De lob 

Een lob is een hoge boogschot met extra hangtijd die wordt geslagen door een forehand, backhand of zelfs een volley. Deze slag wordt gebruikt om over het hoofd van de tegenstander te slaan zodat terugslaan bijna onmogelijk wordt. Je tegenstander kan anticiperen op deze slag door snel achteruit te springen. Dit vergt echter veel uithoudingsvermogen kracht wat de tegenstander uitput. Let wel op met deze slag. Als de tegenstander goed anticipeert is het de perfecte opening voor een smash. 

De overhead 

De overhead of soms de smash genoemd en wordt vaak gebruikt als aanval na een lob. Het is absoluut noodzakelijk om je ogen altijd op de bal gericht te houden, alleen hieraan zal je de timing kunnen perfectioneren. Zwaai de dominante hand van achter je rug naar de bal te wijzen totdat het raket deze in het midden raakt. Doe deze zwaai met ingehouden kracht want ander zal de bal nauwkeurigheid verliezen of achter het veld komen. De beweging van deze slag geeft als kracht genoeg aan de bal.   

De dropshot 

De dropshot is een slimme slag die gebruikt wordt om de bal dicht bij het net te slaan als je tegenstander aan de achterkant van het veld staat. Hierdoor zal je tegenstander een lange sprint naar voren moeten maken om de bal terug te slaan. Ook kan je een follow-up doen met een slag naar de achterkant om zo je tegenstander weer te laten sprinten. Hierdoor zal je de tegenstander uitputtend waardoor er sneller fouten gemaakt worden die jij genadeloos kan afstraffen. Om de dropshot te perfectioneren, moet je de slice en de backspin beheersen en de slag kan vanuit zowel de forehand als backhand geslagen worden.  

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.